De westerse beeldcultuur is verdeelt in drie perioden namelijk:
Klassiek, Modernistisch en post-modern.
De beelden worden steeds complexer.
De klassieke periode duurde tot 1860. De rijken wilden hun rijkdom tonen, de kerk speelde een belangrijke rol net als mytohologische verhalen. De beelden waren meestal natuurgetrouw (nauwkeurig, idealistisch) dus heel gedetailleerd en vol symmboliek. Bijna alle beelden hadden een betekenis (meestal religieus).
De klassieke periode wordt gekenmerkt door vooral de kerk, deze stond centraal in de stad en religie speelde een grote rol. Ook rijkdom werd graag getoond, denk aan paleizen van de rijken (het louvre). Net als rijkdom werd was ook 'macht' belangrijk, denk hierbij aan een stadsmuur.
Wilhelm von Kaulbach, 1853
Strand bij scheveningen (Jan van Goyen, 1646, museo Thyssen- Bornemisza, Madrid).
Het louvre.
Gezicht op Zwolle, stadsmuur.
Florance, 1400, onbekende artiest.
De stad Groningen gezien vanuit het zuiden, 1600-1700.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten