vrijdag 30 maart 2012

Drama: toneelstuk en les voor de bovenbouw

Toneelstuk: De stad:


Vorm: pantomime.
Twee beste vrienden ontmoeten elkaar op het station van Amsterdam. Ze hebben elkaar al lang niet gezien en springen elkaar in de armen. Ze gaan er samen een dagje op uit.

- Als eerste stappen ze in de tram op weg naar park waar ze gaan picknicken. (Iedere keer als de twee in de tram stappen, komt er een herkenbaar geluidsfragment van een tram. Bijvoorbeeld: een stem die reizigers eraan herinnerd in en uit te checken met hun chipkaart)
- Kort wordt de picknick in het park uitgebeeld. (de twee zitten op een kleedje en hebben een mand bij zich. Op de powerpoint projecteren we foto van een parkje)
- Een van de twee kijkt op zijn horloge en schrikt. Ze staan op en rennen terug naar de tram. (geluidfragment tram)
- De twee stappen uit de tram en komen in een drukke winkelstraat. (Wij zouden vragen of de mensen die naar de caroussel kijken, naar voren willen komen en de winkelede menigte willen voorstellen. Ook willen we hierbij een geluidsfragment met druk pratende mensen. Op de powerpoint projecteren we een foto van een winkelstraat) De vrienden wurmen zich tussen de mensen door en verdwijnen achter het gordijn.
- Ze komen weer op het toneel met heel veel shop tasjes.
- De vrienden stappen in de tram op weg naar een restaurant (geluidsfragment tram)
- Ze komen aan in het restaurant (hierbij gebruiken we een rustgevend muziekje en dimmen we het licht) De ober neemt de bestelling op en de twee vrienden eten het eten. (we gebruiken hierbij twee stoelen en een tafel)
- De vrienden wenken de ober en betalen het eten.
- Na het eten, omhelzen ze elkaar en verlaten aan verschillende kanten het podium.



Wat hebben we nodig?
Foto's op een powerpoint: Park / bomen
                                          Gevels van winkels
                                         
Geluidsfragmenten:          Tram
                                          Drukke menigte / druk pratende mensen
                                          Rustgevende muziek voor het restaurant.

Picknick kleedje
Picknick mand
Horloge
Winkel tasjes
Tafel en 2 stoelen
Doek voor over de arm van de ober

Indeling groep:
Ilona en Amber: de twee vrienden
Saskia, Torben en Dewi: Lopen mee in de menigte
Torben: Ober
Dewi: Geluidsfragmenten





Drama les


Associatief reageren op woorden (groep 7)
In deze les oefenen de leerlingen het associatief reageren op woorden. In groepjes worden 5 dingen uitgebeeld (aspecten van 'het woord'). 'Het woord' moet door de rest van de klas geraden worden.
Doel: De leerlingen kunnen vanuit een gegeven woord een spel improviseren.

Benodigdheden: - Kaartjes met daarop verschillen de woorden (voor elk groepje een kaartje)
                             - Schoolbord

Ruimte: Klaslokaal

Inleiding (10 min)Schrijf het woord 'stad' op het bord. Vraag aan maximaal 5 kinderen om te reageren met een woord. Welk woord komt als eerst bij je op als je aan 'stad' denkt? (Het moet er dus mee te maken hebben.) Deze woorden schrijf je om het woord 'stad' heen. Zo ontstaat een woordweb of woordspin.

Eventueel voor extra oefening kan je dit herhalen met een aantal andere woorden. Dan staan er meerdere woorden op het bord met daaromheen een aantal woorden die daarmee te maken hebben.

Uitleggen en groepjes indelen:
Verdeel de leerlingen in groepjes van maximaal 5 kinderen. Vertel dat elk groepje een kaartje krijgt waarop een woord geschreven is. De groepjes gaan 5 dingen bedenken die volgens hen met het gegeven woord te maken hebben. De woorden die ze bedacht hebben die ermee te maken hebben, gaan ze vervolgens uitbeelden. Elk kind beeld een associatie uit. Om de beurt beeld een leerling een associatie uit. Dit gebeurt in de kern van de les.

Kern (30 min) Elk groepje krijgt een kaartje met daarop een woord. Dit woord moeten ze geheim houden! De leerlingen krijgen ongeveer 7 minuten voorbereidingstijd om hun uitbeeldingen te bedenken. (hun associaties) Ze spreken af wie wat gaat uitbeelden.

Uitbeelden en raden:
1 groepje gaat nu hun associaties uitbeelden en de rest van de klas probeert te raden welk woord er op hun kaartje stond. Als de klas voor een raadsel staat kan je helpen door vragen te stellen bijv.: - Wat hebben de 5 vertoonde dingen met elkaar te maken? - Wat kan het woord dan geweest zijn?
Bespreek/ evalueer na elk groepje:
- Was het duidelijk en waarom wel/niet?
- Wat kan er verbeterd worden?
- Wat was al heel goed?

Als een groepje niet tevreden is met het resultaat kunnen ze het nog een keer herhalen. Ze mogen ook best woorden gebruiken, als ze maar niet het woord op het kaartje gebruiken.

Er kan een tweede ronde gespeeld woorden met 'nieuwe' kaartjes.

Afsluiting (5 min)Net zoals in de inleiding nog een associatie-spel in de kring. Dit is vooral leuk om te doen, zodat leuk wordt afgesloten. Als het in de kring stokt, help dan eventueel door zelf een woord te noemen.

Bedenk samen met de leerlingen meer 'goeie' woorden en maak hier nieuwe kaartjes van. Zo kan het spel vaker gespeeld worden.

Bijlage: De woorden die voor het onderwerp stad op de kaartjes staan zijn: recreatie (wat kan je allemaal doen in een stad?), Vervoer , geluiden (als je door een stad loopt wat hoor je dan?), werk, gebouwen in een stad, entertainment (wat voor leuke dingen zijn er te doen in een stad?)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten